De taal van de brandweer
Bij communicatie over incidenten proberen we het werk van de brandweer zoveel mogelijk uit te leggen in woorden die iedereen begrijpt.

Bij communicatie over incidenten proberen we het werk van de brandweer zoveel mogelijk uit te leggen in woorden die iedereen begrijpt. Maar soms wordt er ook wel eens 'brandweertaal' gebruikt. Hier vind je een overzicht van het meest gebruikte jargon (op alfabetische volgorde).
Mis je nog een woord of uitdrukking? Laat het ons weten en vul het contactformulier in.
- Brandhaard
De brandhaard is de precieze plaats waar de brand is ontstaan en waar het vuur het hevigst is.
Voorbeeld: De brandweerlieden troffen de brandhaard aan in de keuken, waar een kapot apparaat de oorzaak bleek te zijn.
- Brand meester
De term "brand meester" betekent dat de brandweer de brand onder controle heeft en dat er geen verdere uitbreiding meer wordt verwacht. Dit betekent niet dat de brand volledig uit is, maar wel dat het grootste gevaar geweken is. Het sein 'brand meester' wordt gegeven in de volgende situaties:
- De brand is gestopt met uitbreiden.
- De situatie is onder controle, maar de brandweer blijft nog bezig met nablussen (zie verderop) en opruimen.
- Er kan nog rookontwikkeling zijn, maar deze vormt geen direct gevaar meer voor de omgeving.
- Er wordt geen extra bluscapaciteit meer opgeroepen.
Wat gebeurt er nadat het sein 'brand meester' is gegeven?
- Nablussen: Het doven van smeulende resten en controleren op verborgen vuurhaarden.
- Ventileren: Het verwijderen van rook en giftige dampen uit het gebouw.
- Controle op instortingsgevaar: in sommige gevallen worden gebouwen gecontroleerd op structurele schade.
- Onderzoek: soms wordt de brandonderzoekseenheid ingeschakeld om de oorzaak van de brand te achterhalen.
Voorbeeld: Bij een woningbrand kan de brandweer na 45 minuten melden dat de situatie "brand meester" is. Dit betekent dat de brand niet verder zal uitbreiden, maar de brandweer blijft nog enkele uren ter plaatse voor nabluswerkzaamheden.
- Flashover
Een flashover is een plotselinge en intense ontvlamming van een ruimte, waarbij vrijwel alle brandbare materialen in die ruimte tegelijk in brand vliegen.
Voorbeeld: De brandweerlieden moesten zich snel terugtrekken uit het gebouw toen ze tekenen van een naderende flashover zagen.
- Gaspakkenteam
Het gaspakkenteam is een gespecialiseerd brandweerteam dat wordt ingezet bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Dit team draagt speciale gasdichte pakken (chemiepakken) om zichzelf te beschermen tegen giftige, bijtende of explosieve stoffen bij industriële ongevallen, lekkages of chemische incidenten. Zij beschikken over ademluchttoestellen, meetmateriaal, afdichtings- en ontsmettingsmateriaal.
Het team heeft diverse taken:
- Verkennen en meten: het team onderzoekt de situatie en meet de concentratie van gevaarlijke stoffen.
- Afsluiten van lekkages, bijvoorbeeld bij een lekkende tankwagen, een chemische fabriek of een gasleiding.
- Redden van personen in gevaarlijke omgevingen.
- Beperken van de verspreiding van een gevaarlijke stof.
- Het ontsmetten van zowel personen als materieel na blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
In Zuid-Limburg is dit specialisme ondergebracht bij de bedrijfsbrandweer van chemisch industrieterrein Chemelot. Zij kunnen in heel Zuid-Limburg ingezet worden.
- GRIP1, GRIP2, GRIP3 en GRIP4
Zodra er een incident plaatsvindt waarbij de verschillende hulpdiensten intensief moeten samenwerken, wordt er opgeschaald naar GRIP. Deze letters staan voor ‘Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure’. Het betreft dus een protocol dat regelt hoe de hulpdiensten te werk gaan bij de bestrijding van een incident. De samenwerkende hulpdiensten zijn de brandweer, de politie, de Geneeskundige Hulpverlenings Organisatie in de Regio (GHOR), Bevolkingszorg (oftewel de gemeente). Het niveau van de GRIP-opschaling zegt dus in principe niks over de hoeveelheid slachtoffers of ernst van het incident, maar is enkel een 'werkafspraak'.
Bij een GRIP1-incident wordt op de incidentlocatie een overleg georganiseerd tussen alle hulpdiensten. Dan wordt gezamenlijk bepaald hoe het incident terplekke moet worden bestreden. Denk bijvoorbeeld aan een brand in een appartementencomplex, waarbij omliggende appartementen ontruimd moeten worden. Zodra ook de omgeving effecten ondervindt van het incident en er dus sprake is van een 'effectgebied', wordt opgeschaald naar GRIP 2. Denk bijvoorbeeld aan een brand waarbij een grote rookwolk over een wijk trekt. Dan komt speciaal team bijeen, dat tactische beslissingen neemt om de effecten van het incident te bestrijden. Als er ook bestuurlijke beslissingen nodig zijn wordt opgeschaald naar GRIP 3 (bij 1 getroffen gemeente) of GRIP 4 (bij meerdere getroffen gemeenten).
- Grootwatertransport (GWT)
Grootwatertransport (GWT) is een speciaal systeem dat de brandweer inzet om grote hoeveelheden water over lange afstanden te transporteren naar een brandhaard. Dit is vooral nodig bij grote branden waar onvoldoende water beschikbaar is uit de reguliere waterleiding. Het GWT kan tot duizenden liters per minuut transporteren en kilometerslange afstanden overbruggen.
Wanneer wordt Grootwatertransport (GWT) ingezet?
- Bij grote of langdurige branden waarbij de gebruikelijke bluswatervoorraden niet toereikend zijn.
- In landelijke of afgelegen gebieden waar geen of onvoldoende waterpunten zijn.
- Bij industriebranden waar grote hoeveelheden bluswater nodig zijn.
- Bij natuurbranden waarbij water over lange afstanden moet worden aangevoerd.
Hoe werkt Grootwatertransport?
- Er wordt een waterbron gezocht. Dit kan een rivier, meer, kanaal, blusvijver of zelfs een andere grote wateropslag zijn.
- De hoofdtransportleiding wordt uitgerold. Dit zijn slangen met een diameter tot 15 centimeter en deze kunnen over lange afstanden worden gelegd.
- Er worden pompunits ingezet. Deze krachtige dompelpompen of mobiele pompen 'duwen' grote hoeveelheden water richting de plaats van het vuur. Er worden eventueel extra pompen geplaatst om de druk op peil te houden.
- Blusvoertuigen worden aangesloten. Zo kan het water worden geleverd aan blusvoertuigen. Meerdere brandweerkorpsen kunnen samenwerken om een netwerk van wateraanvoer op te zetten.
- Grote brand
Een grote brand is een opschalingsniveau waarbij nog meer materieel en personeel nodig zijn dan bij een middelbrand. Een brand kan worden opgeschaald naar grote brand in de volgende situaties:
- De brand breidt snel uit en meerdere eenheden zijn nodig.
- Er is veel rookontwikkeling, met mogelijk gevaar voor de omgeving.
- Er is een groot of bijzonder gebouw bij de brand betrokken, zoals een bedrijfspand, flatgebouw of school, of meerdere panden zijn getroffen.
- De bluswerkzaamheden zijn complex, bijvoorbeeld door moeilijk bereikbare locaties of gevaarlijke stoffen.
- Er grote impact is op de omgeving, zoals een evacuatie, wegafsluitingen of gevaar voor openbare veiligheid.
Bij een grote brand worden doorgaans de volgende eenheden ingezet:
- Minimaal vier blusvoertuigen
- Meerdere officieren van dienst (OvD's)
- Hoofd officier van dienst (HOvD): deze functionaris coördineert grotere incidenten
- Hoogwerker of ladderwagen voor brandbestrijding op hoogte
- Waterwagens voor extra bluswater
- Mogelijk een grootwatertransport als de waterwinning ter plaatse onvoldoende is
- Specialistische eenheden, zoals meetploegen bij gevaarlijke stoffen
Voorbeeld: Een uitslaande brand in een grote loods of fabriek waarbij meerdere eenheden nodig zijn om uitbreiding te voorkomen en waarbij rook in de wijde omgeving overlast veroorzaakt.
- Handcrew
De handcrew is een gespecialiseerd brandweerteam dat wordt ingezet bij natuurbranden. In tegenstelling tot andere brandweereenheden, die vaak met voertuigen en blusslangen werken, bestrijdt de handcrew branden te voet met handgereedschap en speciale technieken. In Limburg is de Handcrew Zuid-Nederland operationeel sinds 1 april 2023. Het team is tot stand gekomen door een samenwerking tussen zes veiligheidsregio’s in het zuiden van het land. Het is de tweede handcrew van ons land. Het team bestaat uit minimaal 16 en maximaal 20 brandweermensen.
De handcrew heeft een aantal taken:
- Handmatig bestrijden van natuurbranden waar brandweervoertuigen moeilijk kunnen komen, zoals in bossen of heidegebieden.
- Het aanleggen van brandgangen. Door lage begroeiing, zoals struiken, weg te kappen wordt voorkomen dat de brand zich verder kan uitbreiden.
- Het opzoeken en blussen van smeulende brandhaarden, bijvoorbeeld door de grond om te woelen.
- Nablussen en controleren van brandgebieden om te voorkomen dat de brand opnieuw oplaait.
- Het ondersteunen van andere brandweereenheden bij grote natuurbranden.
De handcrew heeft speciale uitrusting:
- Hakken, schoppen en vuurzwepen, waarmee brandende begroeiing kan worden verwijderd en vuur wordt gedoofd.
- Waterrugzakken.
- Speciale beschermende kleding die licht is, beter ademt, meer vocht opneemt en afgeeft en dus minder snel voor hittestuwing (zie verderop) zorgt. Het pak is geel van kleur, zodat de brandweermensen in het veld goed opvallen.
- Hittestuwing
Hittestuwing is een gevaarlijke aandoening die ontstaat wanneer het lichaam te veel warmte vasthoudt en niet meer in staat is om deze effectief af te voeren. Dit kan leiden tot oververhitting en ernstige gezondheidsproblemen, zoals een hitteberoerte. Brandweerlieden lopen een verhoogd risico op hittestuwing door de zware beschermende kleding en de extreme hitte bij brandbestrijding. Daarom nemen ze regelmatig pauzes, hydrateren ze goed en werken ze in rotaties om oververhitting te voorkomen. Brandweerlieden trainen op situaties waarbij collega's met hittestuwing gered moeten worden en kunnen dan eerste hulp verlenen.
Hittestuwing treedt op wanneer:
- Het lichaam teveel warmte produceert, bijvoorbeeld door zware inspanning in warme omstandigheden.
- De warmte niet goed kan worden afgevoerd, bijvoorbeeld door slechte ventilatie.
- De omgeving extreem warm en vochtig is, bijvoorbeeld dicht bij de brandhaard in een afgesloten ruimte.
- Er te weinig hydratatie is. Bij uitdroging werkt de natuurlijke koeling (zweten) minder goed.
Dit zijn de symptomen van hittestuwing:
- Sterk verhoogde lichaamstemperatuur (> 39°C)
- Rood, heet en droog aanvoelende huid (verminderde zweetproductie)
- Duizeligheid en desoriëntatie
- Snelle hartslag en ademhaling
- Misselijkheid en braken
- Spierkrampen of zwakte
- Bewusteloosheid of toevallen (bij extreme oververhitting)
Als hittestuwing niet wordt behandeld, kan dit leiden tot een hitteberoerte, waarbij organen beschadigd raken en zelfs levensgevaar kan ontstaan.
Wat te doen bij hittestuwing?
- Verplaats de persoon naar een koele omgeving (uit de zon of hittebron).
- Koel het lichaam actief af. Gebruik hiervoor natte doeken, ventilatoren of dompel het lichaam in lauw water.
- Laat de persoon water drinken (maar geen ijswater, want dit kan de bloedcirculatie beïnvloeden).
- Leg de benen iets omhoog als de persoon duizelig is.
- Bel 112 als de situatie ernstig is.
- Hoge druk blussen
Hoge druk verwijst naar een manier van blussen, waarbij water met een hoge druk wordt gebruikt om efficiënter te kunnen blussen. Dit doen we vooral bij kleine en middelgrote branden.
Kenmerk Lage Druk Hoge Druk Drukniveau 4-10 bar 30-40 bar Waterverbruik Veel water per minuut Weinig water per minuut Reikwijdte Tot tientallen meters Kortere afstand Geschikt voor Grote branden, buitenbranden Kleine en beginnende branden, binnenbranden Bluseffect Koelend en verdringend Snel doordringend en verdampend Voorbeeld: Met de hogedrukstraal wist de brandweerman snel het vuur in de slaapkamer te doven.
- Hoogte Reddings Team
Het gespecialiseerde hoogtereddingsteam van de brandweer wordt ingezet bij reddingen op grote hoogten en diepten waar reguliere brandweermiddelen niet toereikend zijn. Dit team is getraind in complexe reddingsoperaties op hoogte en diepte, vaak in moeilijk toegankelijke of gevaarlijke situaties. Zij maken gebruik van touwen en klimuitrusting, waardoor ze kunnen abseilen, hijsen en werken met takelsystemen. Het hoogtereddingsteam werkt samen met andere hulpdiensten, zoals het USAR (Urban Search and Rescue Team).
Het hoogtereddingsteam wordt in de volgende situaties ingezet:
- Reddingen op grote hoogte, bijvoorbeeld van bouwkranen, windmolens, zendmasten of hoge gebouwen.
- Dieptereddingen, wanneer mensen in schachten, putten, silo’s of kelders terecht zijn gekomen.
- Industrieel reddingswerk in fabrieken, chemische installaties of elektriciteitscentrales.
- Op steile hellingen of kliffen.
- Ondersteuning bij instortingen als slachtoffers op moeilijk bereikbare plekken vastzitten.
- Hoogwerker
Een hoogwerker is een brandweervoertuig met een uitschuifbare arm en een bak, waarmee brandweerlieden op grote hoogte kunnen werken. Dit zijn de kenmerken van een hoogwerker:
- Uitschuifbare arm (telescoop- of knikarm). Deze kan vaak tot 30-40 meter hoogte reiken.
- Waterkanon voor het blussen van branden op hoogte, zoals in flats of bedrijfspanden.
- Werkbak, of 'kooi'voor brandweerlieden, zodat ze veilig hun werk kunnen doen op hoogte.
- 'Stempels', oftewel hydraulische steunpoten, waardoor het voertuig stevig blijft staan.
De hoogwerken kan om diverse redenen worden ingezet. Niet alleen voor het blussen op hoogte, maar ook om mensen te redden of ramen/daken open te breken. Ook kan het voertuig worden ingezet bij stormschade om takken, dakpannen of loshangende constructies weg te halen.
Een hoogwerker is niet hetzelfde als een ladderwagen. Een ladderwagen heeft enkel een uitschuifbare ladder en dus geen werkbak en ook geen knikarm.
- Ingeblokte leiding
Bij incidenten waarbij (gevaarlijke) stoffen vrijkomen, kan de brandweer ervoor zorgen dat de lekkende leiding wordt 'ingeblokt'. Dit betekent dat de leiding wordt afgesloten vóór en achter de plek waar de lekkage zich bevindt, zodat de toevoer van stoffen wordt tegengegaan. Het kan zijn dat de lekkage dan toch nog enige tijd doorgaat, omdat zich in het ingeblokte gedeelte van de leiding nog steeds stoffen bevinden.
In de brandweerwereld wordt ook wel eens gesproken over het 'inblokken' van een brandslang. Dat houdt in dat een brandweerslang wordt geklemd met blokken om te voorkomen dat de slang tijdens de werkzaamheden verschuift als gevolg van de waterdruk.
- Lage druk blussen
Blussen met lage druk is een blusmethode waarbij water onder een lagere druk (meestal tussen 4 en 10 bar) wordt gebruikt om branden te bestrijden. Dit is de meest voorkomende blusmethode bij de brandweer, omdat het efficiënt en veilig is voor brandweerlieden.
Kenmerken van blussen met lage druk:
- Efficiënt watergebruik, want er is een constante en grote waterstroom zonder overmatig waterverlies.
- Grote reikwijdte: een lage-druk straal kan enkele tientallen meters ver reiken.
- Lage druk wordt vooral gebruikt voor woningbranden, industriebranden en buitenbranden.
- Veiliger voor brandweerlieden, want door de lagere 'terugslag' van de straal is het makkelijker om de slang onder controle te houden.
Wanneer wordt lage druk gebruikt?
- Bij buitenbranden, zoals bosbranden, schuurbranden of branden in open terrein.
- In waterkanonnen.
- Als er veel water nodig is en een constante grote waterstroom belangrijk is.
Het verschil tussen lage druk en hoge druk:
Kenmerk Lage Druk Hoge Druk Drukniveau 4-10 bar 30-40 bar Waterverbruik Veel water per minuut Weinig water per minuut Reikwijdte Tot tientallen meters Kortere afstand Geschikt voor Grote branden, buitenbranden Kleine en beginnende branden, binnenbranden Bluseffect Koelend en verdringend Snel doordringend en verdampend - Middelbrand
Als de brandweer extra materieel en personeel nodig heeft om de situatie onder controle te krijgen, wordt er opgeschaald naar het niveau van een 'middelbrand'. Deze term zegt dus niks over de hoeveelheid slachtoffers. De oorzaken voor de opschaling naar middelbrand kunnen divers zijn:
- De omvang van de brand neemt toe en één blusvoertuig is niet voldoende.
- Er is extra brandweerpersoneel nodig om de brand te bestrijden.
- De brand dreigt zich uit te breiden naar andere gebouwen of objecten.
- Er zijn andere omstandigheden die de bestrijding lastig maken, zoals beperkte toegang tot het pand of een grote rookontwikkeling.
Bij een middelbrand worden doorgaans de volgende eenheden ingezet:
- Minimaal twee blusvoertuigen
- Eén Officier van Dienst (OvD). Dit is de leidinggevende op locatie
- Mogelijk een waterwagen of ladderwagen (afhankelijk van de situatie)
Voorbeeld: Een keukenbrand in een rijtjeshuis waarbij de vlammen overslaan naar het dak kan worden opgeschaald naar middelbrand, zodat extra eenheden worden ingezet om uitbreiding te voorkomen.
- Nablussen
Als de brand geblust is, start het nablussen, waarbij de brandweer ervoor zorgt dat alle vuurhaarden volledig gedoofd zijn en er geen kans meer is dat het vuur opnieuw oplaait. Dit gebeurt er bij het nablussen:
- Smeulende resten worden gedoofd. Denk daarbij aan het blussen van hout, isolatiemateriaal of andere materialen die nog kunnen nagloeien.
- De temperatuur wordt gecontroleerd, bijvoorbeeld met een warmtebeeldcamera, om te zien of er nog hete plekken zijn.
- Rook- en damp wordt verminderd, bijvoorbeeld door te ventileren en nat te houden.
- Sloopwerkzaamheden worden verricht. Soms moeten muren, vloeren of plafonds deels worden opengebroken om verborgen vuurhaarden te vinden.
- De brandweer blijft ter plaatse om een oogje in het zeil te houden, zodat snel kan worden ingegrepen als dat nodig is.
Hoe lang het nablussen duurt, is afhankelijk van de omvang van de brand. Dat kan verschillen van enkele minuten (bij een kleine brand), enkele uren (bij een woningbrand) en enkele dagen (bij een natuurbrand).
- NL-Alert
Een NL-Alert is een tekstbericht dat je ontvangt op je mobiele telefoon als er een incident plaatsvindt waarbij je wordt gewaarschuwd voor acuut gevaar. Je telefoon maakt dan een hard en langdurig geluid.
De brandweer kan een NL-Alert versturen als er snel een grote groep mensen bereikt moet worden tijdens een noodsituatie. In een NL-Alert staat wat er aan de hand is, wat je moet doen en waar je meer informatie kunt vinden.
Je ontvangt een NL-Alert op je mobiel als je verbonden bent met een Nederlandse zendmast. In het grensgebied is het aan te bevelen om de NL-Alert App te gebruiken, zodat je ook berichten ontvangt als je met een buitenlands netwerk verbonden bent. Ook kun je het NL-Alert op digitale reclameschermen en reisinformatieschermen in het openbaar vervoer zien.
Zie je een NL-Alert? Lees het bericht meteen, kom in actie en help ook anderen daarbij.
- Officier van Dienst (OvD)
Deze functionaris coördineert de bestrijding van het incident. Alle hulpdiensten hebben een eigen OvD. Bij een incident kunnen dus OvD's van de politie, brandweer, bevolkingszorg (de gemeente) en geneeskundige zorg aanwezig zijn.
- Prio 1- en Prio 2-meldingen
- Prio 1 – Spoedrit met zwaailicht en sirene, vaak bij levensbedreigende situaties.
- Prio 2 – Geen spoed, maar wel een dringende situatie waarbij snel handelen vereist is.
- Quick Response Team van de brandweer (QRT)
Het Quick Response Team (QRT) is een gespecialiseerd brandweerteam dat wordt ingezet bij situaties waarbij een verhoogd veiligheidsrisico geldt en er dus snel en effectief moet worden gehandeld. Zij komen bijvoorbeeld in actie bij geweldsincidenten met mogelijk meerdere slachtoffers en (vermoeden van) terreur en bij incidenten met gevaarlijke stoffen.
Dit team bestaat uit goed getrainde brandweerlieden die met speciale voertuigen en lichtere uitrusting snel ter plaatse kunnen zijn en kunnen ondersteunen bij complexe reddingsoperaties en tevens eerste (geneeskundige) hulp kunnen bieden.
- Salvage
Salvage is een term die wordt gebruikt voor de nazorg van de getroffene, wanneer een incident heeft plaatsgevonden. Dus bijvoorbeeld na een brand, wateroverlast of stormschade. Dan wordt Stichting Salvage ingeschakeld door de brandweer. Dit is een organisatie die namens de Nederlandse brandverzekeraars wordt ingeschakeld om gedupeerden te helpen na een brand of andere calamiteit. Zij zorgt onder andere voor opvang van gedupeerden en emotionele ondersteuning. Ook beperken ze de zogenoemde gevolgschade door bijvoorbeeld daken af te dekken, ramen dicht te timmeren of het pand te drogen na bluswerk. Ook leggen ze contact met verzekeraars en andere instanties voor verdere schadeafhandeling. De coördinator van Salvage werkt ter plaatse samen met de brandweer en andere hulpdiensten.
- Tankautospuit (TS)
Een tankautospuit, kortweg TS, is een andere benaming voor een blusvoertuig van de brandweer.
- Technische hulpverlening (THV)
Als de brandweer mensen moet redden uit een voertuig, machine of andere technische constructie, dan spreken we over een technische hulpverlening.
- Ventileren (van de woning)
Met ventilatie wordt bedoeld dat rook, warmte en gassen uit een gebouw of huis worden gelaten. Op die manier kunnen brandweerlieden veiliger hun werk doen. Dat voorkomt de kans op een zogenoemde 'flashover' (zie elders op deze pagina). Bij een gaslek in huis is het nodig om te ventileren, zodat de gassen naar buiten gaan en het weer veilig in de woning wordt voor de bewoner.
Voorbeeld: Na het blussen van de vlammen, startten de brandweerlieden met ventilatie door ramen te openen en ventilatoren te gebruiken.
- Vliegvuur
Vliegvuur is de term die wordt gebruikt voor brandende of gloeiende deeltjes (zoals vonken, asresten of brandende stukjes hout) die door de wind worden meegevoerd en verderop een nieuwe brand kunnen veroorzaken. Dit fenomeen speelt vooral een rol bij grote buitenbranden, zoals bosbranden, heidebranden en branden in industriegebieden. Bij sterke wind kunnen brandende deeltjes tientallen tot honderden meters verderop een nieuwe brand veroorzaken. Vliegvuur is lastig te bestrijden omdat het onvoorspelbaar is en meerdere plekken tegelijk kan bereiken.
Vliegvuur is dus vooral gevaarlijk bij harde wind, in droge periodes en bij rieten daken of houten bouwwerken. Ook bij een brand in een recyclingbedrijf waar kunststof of papier opgeslagen ligt.
Voorbeeld: Bij een grote heidebrand waait de wind brandende takjes en asresten naar een nabijgelegen woonwijk, waar een rieten dak vlam vat en een tweede brandhaard ontstaat.
- Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS)
Het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS) is in de volksmond beter bekend als het luchtalarm. De overheid kan deze sirenes activeren, wanneer er (mogelijk) een acuut gevaar voor de gezondheid dreigt.
Het WAS wordt bijvoorbeeld geactiveerd als er een brand met hevige rook is of bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Vaak volgt dan ook een NL-Alert (zie verderop). De boodschap bij het horen van dit luchtalarm is altijd hetzelfde: ga naar binnen, sluit ramen en deuren, zet de mechanische ventilatie uit en dek roosters/luchtkanalen af met een natte doek. Volg de berichtgeving op deze website of via rampenzender L1 Radio.
De sirene wordt elke eerste maandag van de maand (met uitzondering van officiële feestdagen).
- Waterscherm
Een waterscherm is een nevel of gordijn van water. Een waterscherm wordt gecreëerd door brandweerslangen met speciale spuitstukken (zoals een nevelstraalpijp of watergordijnlans) die fijne waterdruppels in de lucht verspreiden. Dit zorgt voor koeling en afscherming. Het waterscherm kan verschillende doelen hebben.
- Hitteschild: bescherming van personen, brandweerlieden of objecten tegen extreme hitte en vlammen.
- Branddoorslag voorkomen: het afschermen van gebouwen of objecten om te voorkomen dat de brand zich uitbreidt.
- Giftige rook en gassen neerslaan: een waterscherm helpt om schadelijke rook en gevaarlijke dampen te vernevelen en te verminderen.
- Explosiegevaar verminderen: bij bijvoorbeeld een lekkage van brandbare gassen kan een waterscherm voorkomen dat het gas zich verspreidt of ontbrandt.
- Stof- en vonkenbeheersing: in industriële omgevingen kan een waterscherm helpen bij het controleren van stofontwikkeling of vonken bij bijvoorbeeld chemische incidenten.
- Zeer grote brand
De term 'zeer grote brand' gebruikt de brandweer wanneer een brand zich zeer snel uitbreidt, moeilijk te beheersen is en een grote impact heeft op de omgeving. Dit is een stap hoger dan een grote brand en vereist een omvangrijke inzet van brandweereenheden.
Criteria voor opschaling naar zeer grote brand:
- Meerdere gebouwen of grote oppervlakten staan in brand (bijvoorbeeld een compleet bedrijfscomplex, een grote loods of een bosgebied).
- Er is extreme rook- of hitteontwikkeling die gevaar oplevert voor de omgeving.
- De brandweer heeft extra bluscapaciteit en coördinatie nodig, zoals een grootwatertransport of specialistische teams.
- Er is een groot risico op uitbreiding naar omliggende panden of natuurgebieden.
- Er kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen, bijvoorbeeld bij een chemische brand.
- De brand leidt tot maatschappelijke ontwrichting, zoals evacuaties of verkeersmaatregelen.
Welke eenheden worden ingezet bij een zeer grote brand?
- Minimaal zes blusvoertuigen
- Meerdere Officieren van Dienst (OvD’s)
- Hoofd Officier van Dienst (HOvD), verantwoordelijk voor de operationele coördinatie
- Hoogwerkers en watertransporteenheden (bij blussing op hoogte en extra waterwinning)
- Specialistische eenheden, zoals meetploegen voor gevaarlijke stoffen of drone-teams